Al een geruime tijd geef ik workshops Silhouette Cameo. Dit deeltje is geloof ik wel één van de moeilijkste dingen om op een begrijpbare manier uitgelegd te krijgen aan mensen zonder grafische achtergrond… Het is dan ook behoorlijk technisch en gaat over “computertaal”, maar zeker niet onbelangrijk om te weten.
Het verteld je waarom we toch moeten traceren, hoe het komt dat dit de ene keer beter lukt dan de andere en waarom je het soms beter niet doet…

Pixels

We beginnen met een beeldscherm… Elk beeldscherm is opgebouwd uit pixels. Dit zijn allemaal vierkantjes bestaande uit de kleur rood, groen of blauw of een mengeling daarvan. Het gaat hier om de RGB kleurindeling oftewel lichtkleuren. De drie kleuren samen geven wit (licht)
Hoe kleiner de pixels hoe beter de kwaliteit oftewel resolutie van het beeldscherm.

Weetje: Het programma Silhouette Studio werkt volledig in de RGB-kleurstelling. Dit is ook één van de redenen dat je geen drukwerk kan aanmaken in Silhouette Studio! Drukwerk wordt namelijk opgebouwd uit een andere kleurstelling (CMYK).

Van de beeldschermen gaan we verder naar de jpg. of jpeg-bestanden. Dit zijn namelijk het soort bestanden dat je in de meeste gevallen van internet haalt om te gebruiken in Silhouette Studio.
Foto’s zijn ook zulke bestanden en deze bestanden zijn ook opgebouwd uit pixels. Allemaal kleine vierkantjes in een eigen kleur die samen het beeld vormen. Wanneer je pixelbestanden sterk gaat inzoomen of uitvergroten worden de beelden gekarteld. Dit zijn de pixelranden die je dan ziet.
Ook hier heeft het aantal pixels waaruit een beeld is opgebouwd invloed op de kwaliteit. Dit noemt men de resolutie. Hoe meer pixels, hoe hoger de resolutie, hoe beter de kwaliteit van een bestand.

Vector(en)

Vectoren zijn beelden opgebouwd uit punten die zijn verbonden door lijnen.
Het werkt eerder wiskundig, want de computer berekend de verhouding tussen de lijnen en de punten bij in- of uitzoomen en bij het vergroten of verkleinen van de afbeelding zelf. Hierdoor blijft de afbeelding altijd zuiver van kwaliteit.
Je kan een vector dus zo groot of klein maken als je wil, de afbeelding zal altijd scherp blijven en geen kwaliteit verliezen!

Traceren

Omdat onze jpg. afbeeldingen dus niet opgebouwd zijn uit onze wiskundige computerberekening kan het programma dit niet lezen om te versturen naar de plotter. Daarom moet je gaan traceren.
Wanneer we gaan traceren gaan we onze afbeelding (pixels) wiskundig laten berekenen (vectoriseren) door de computer en er een vector van maken. De computer overtrekt eigenlijk de pixellijen.
Dit is ook de reden dat getraceerde lijnen vaak gekarteld zijn. Het zijn eigenlijk de randen van de pixels die overtrokken werden.
Dus ook hier, hoe groter het gebruikte jpg. bestand, hoe kleiner de pixels en hoe zuiverder de tracering!

Wist je dat:
• Lettertypes die je zelf typt eigenlijk vectoren zijn?
• Er lettertypes bestaan die “dingbats” heten? Ze bestaan uit figuurtjes ipv. letters en die kan je dus ook gebruiken in snijbestanden.
• Je in de upgrade versies van het programma ineens met vectoren kan werken en dus vaak mooiere resultaten kan boeken omdat je niet meer moet traceren?
• Je vectorbeelden ook kan vinden via zoekmachines? Files als png. eps. ai., pdf, svg … zijn (meestal) vectorieel opgebouwd.


En daarom:
• Lukt traceren minder goed wanneer je afbeelding van slechte kwaliteit is
• Traceer je beter geen letters, maar gebruik lettertypes om de boel netjes te houden.
• Kan je een afbeelding beter pas vergroten na het traceren ipv. ervoor. Zo ga je de pixels niet onnodig uitrekken.

Volgende post gaan we hier verder op in. Dan behandelen we namelijk de puntbewerking.
Hopelijk hebben jullie hiermee toch al een iets beter beeld van hoe Silhouette Studio werkt. Mocht je toch iets niet goed begrepen hebben, of nog met vragen zitten mag je altijd contact opnemen.

Nog een interessant artikel over dit onderwerp kwam ik hier tegen…